Schadevergoeding voor aandeelhouder bij waardevermindering aandelen door schuld?
Recentelijk heeft het Gerechtshof te Amsterdam een arrest gewezen over de vraag of individuele aandeelhouders voor zichzelf buiten het bestuur van de vennootschap om schade kunnen vorderen die ontstaan is door een waardevermindering van hun aandelen door het feit dat een derde jegens de vennootschap wanprestatie dan wel een onrechtmatige daad heeft gepleegd.
Dat noemen we afgeleide schade. De constante lijn in de rechtspraak is dat een individuele aandeelhouder die schade niet zelf kan vorderen, dat moet de vennootschap doen.
Schade
Op dit uitgangspunt valt volgens de Hoge Raad slechts een uitzondering te maken, als de aandeelhouder niet uitsluitend afgeleide schade maar ook rechtstreekse schade heeft geleden, én de derde ook tegen de aandeelhouder persoonlijk een specifieke zorgvuldigheidsnorm heeft geschonden. Daarvan is niet snel sprake.
Van schending van een specifieke zorgvuldigheidsnorm tegen een aandeelhouder kan onder meer sprake zijn als de vennootschap schade is berokkend met het vooropgezette doel de aandeelhouder in privé te treffen. Vereist is dan dat er sprake is van een vooropgezet doel, waarbij is beoogd ook de belangen van de aandeelhouder te schaden.
De aandeelhouder moet bewijzen dat daarvan sprake is en dat is vaak niet eenvoudig. Bovendien heeft de Hoge Raad in 2007 al geoordeeld dat het definitief worden van de afgeleide schade doordat de vennootschappen buiten staat zijn of zichzelf buiten staat gesteld hebben schadevergoeding te vorderen, op zichzelf niet meebrengt dat de aandeelhouder die schade dan wel kan vorderen. Immers dit gegeven brengt op zichzelf niet mee dat de gedragingen van een derde jegens de aandeelhouders als onrechtmatig moeten worden aangemerkt.
Kip en Sloetjes
Er zijn dan ook maar weinig uitspraken waarin de vordering van de individuele aandeelhouder is toegewezen. Een van de spaarzame uitzonderingen is het geval van aandeelhouders Kip en Sloetjes die schade, bestaande uit waardevermindering van hun aandelen, vorderden van de Rabobank. De Hoge Raad vond dat de bank jegens de aandeelhouders persoonlijk onrechtmatig had gehandeld. In dat oordeel speelt een rol dat het er niet alleen om ging dat door het handelen van de bank de aandelen ernstig in waarde waren gedaald, maar vooral ook omdat de aandeelhouders hun aandelen onder zware druk van de bank moesten verkopen aan een derde op een zeer ongunstig tijdstip.
Met als gevolg dat de door de waardevermindering ontstane schade definitief ten laste van hun vermogen is gekomen en niet meer kan worden opgeheven door een eventuele schadevergoeding van de bank aan de vennootschap.
Sommigen zijn van mening dat in deze zaak de schade eigenlijk het gevolg was van het feit dat de voormalige aandeelhouder de aandelen voor een te lage prijs had verkocht, en daarom niet (langer) een rechtstreeks gevolg is van de aan de vennootschap toegebrachte schade, ofwel afgeleide schade voor de aandeelhouders.
Het is dus zeer moeilijk om als aandeelhouder zelf de geleden schade vanwege vermindering van de waarde van je aandelen te vorderen van de derde. Is er wel sprake van een bijzondere uitzonderingssituatie en kan de aandeelhouder zelf zijn schade vorderen, dan moet de aandeelhouder bovendien niet te lang stil blijven zitten. In bovengenoemde recente uitspraak van het Hof Amsterdam waarin de aandeelhouder stelde dat door hem aangesproken derde hem onder valse voorwendselen een hoeveelheid aandelen had verkocht voor € 4 miljoen die niets waard bleken te zijn, stelde het Hof dat, al zou die aandeelhouder een eigen vorderingsrecht hebben gehad, de aandeelhouder niet op tijd de derde in kennis had gesteld van diens tekortkomen in zijn informatieplicht. Het niet op tijd daarvan kennis geven, kan leiden tot een verval van het recht daarover te klagen en schade te vorderen.
Geen eigen vorderingsrecht
En wat te doen als er geen eigen vorderingsrecht van de aandeelhouders is en het bestuur van de vennootschap weigert actie te ondernemen om die schade te vorderen? De Hoge Raad vindt dat het rechtspersonenrecht voldoende waarborgen biedt dat een aandeelhouder het bestuur kan dwingen tot het instellen van een vordering jegens de wederpartij tot vergoeding van de door haar geleden schade.
De in de literatuur genoemde mogelijkheden zijn (1) het ontslag van een onwillige bestuurder door de aandeelhoudersvergadering, (2) een onmiddellijke voorziening in een enquêteprocedure bij de Ondernemingskamer, erin bestaande dat het bestuur wordt geboden de schadevergoeding van de derde te vorderen (3) een gebod of bevel tot het instellen van de vordering in een kortgedingprocedure, en (4) de geschillenregeling met als doel dat de vennootschap de aandelen van de aandeelhouder moet overnemen en wel met een billijke verhoging op de waarde van de aandelen in verband met de gedragingen van de vennootschap bestaande uit het weigeren de schade van de derde te vorderen.
Zelf afgeleide schade vorderen?
Te vaak wordt toch nog gepoogd door de aandeelhouder de afgeleide schade zelf te vorderen. De rechters zijn evenwel strikt en die vorderingen worden consequent afgewezen als er geen sprake is van een uitzonderingssituatie. Fruytier Lawyers in Business adviseert u graag welke actie wel tot resultaat leidt. Neem contact op met een van onze advocaten ondernemingsrecht of bel meteen op +31(0) 205 210 130.