Conservatoir beslag
Een schuldeiser kan al beslag leggen op de goederen van zijn schuldenaar vóórdat een rechter in een procedure heeft geoordeeld dat de vordering van die schuldeiser opeisbaar is. Het betreft dan een conservatoir beslag. Hierbij wordt het bezit van het goed overgenomen ter bewaring, maar verder mag er niks met het goed worden gedaan (het mag bijvoorbeeld niet worden verkocht). Hiermee voorkomt de schuldeiser dat er iets met het goed gebeurt waardoor hij zijn verhaalsmogelijkheid kwijtraakt, bijvoorbeeld dat de schuldenaar het goed verkoopt.
Conservatoir beslag kan alleen worden gelegd wanneer de schuldeiser hiertoe een verzoekschrift indient bij de voorzieningenrechter, een zogenaamd ‘beslagrekest’. Hierin moet onderbouwd worden waarom het beslag wordt gelegd; dus welke schuld er niet is afbetaald, en waarom die schuld opeisbaar is geworden. Meestal wijst de voorzieningenrechter dit verzoek op korte termijn toe, binnen enkele uren of dagen. Vervolgens moet een deurwaarder een exploot uitschrijven en aan de schuldenaar bezorgen, waarin staat vermeld op welke goederen er beslag wordt gelegd.
Ondertussen moet er een procedure voor de rechter gaande zijn over de rechtmatigheid van de vordering. Wordt de vordering toegewezen, dan verandert het beslag in een zogenaamd executoriaal beslag. Dat geeft de schuldeiser het recht om het goed te verkopen en zich op de opbrengst te verhalen.
Conservatoir beslag kan gelegd worden op onroerende en roerende goederen en ook op geld. Beslag op het geld op een bankrekening heet een bankbeslag.
Zie 700 Rv.