flib 50 jaar
Gepubliceerd op: 5 april 2023

Informatie die u moet weten over verjaring

Over en weer hebben menig partijen vorderingen op elkaar. Hier kan bijvoorbeeld gaan om een vordering van goederen, levering, diensten, verrichting of de betaling van een geldsom. Als een partij een vordering op een andere partij heeft, kan deze niet tot het einde der tijden ingeroepen worden. (Geld)vorderingen hebben namelijk een verjaringstermijn. Dit houdt in dat de vordering binnen een bepaalde tijd in rechte ingesteld moet worden voordat dit recht vervalt. De termijn voor het vervallen van deze vorderingen kan verschillen per grondslag van de vordering tot betaling van een geldsom. In dit artikel gaan we in op de verschillende verjaringstermijnen, aandachtspunten en wat u ertegen kunt doen.

De verschillende verjaringstermijnen

De hoofdregel voor de verjaringstermijnen is terug te vinden in artikel 3:306 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Hieruit volgt dat, indien de wet niet anders bepaalt, een rechtsvordering verloopt door verloop van twintig jaren.

In het geval dat er sprake is van een consumentenkoop zoals volgt uit artikel 7:5 lid 1 sub a BW, wijkt het bijvoorbeeld wel af van artikel 3:306 BW. Conform artikel 7:23 lid 2 BW verjaren rechtsvorderingen en verweren, gegrond op feiten die de stelling zouden rechtvaardigen dat de afgeleverde zaak niet aan de overeenkomst beantwoordt. Na verloop van twee jaren nadat de verkoper (binnen redelijke termijn na het ontdekken van een gebrek) in kennis gesteld is van het gebrek.

Enkele vorderingen die een verjaringstermijn van vijf jaren hebben:

  • Een rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis uit een overeenkomst tot een geven of een doen. De termijn gaat in na de dag waarop de vordering opeisbaar is geworden. Hieronder moet dus ook een vordering tot betaling van een geldsom uit hoofde van een overeenkomst begrepen worden (artikel 3:307 BW);
  • Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling. De termijn vangt aan op de dag volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger bekend is geworden (artikel 3:309 BW);
  • Een rechtsvordering tot betaling van schade of betaling van een overeengekomen boete. De termijn vangt aan op de dag volgende op die waarop de benadeelde zowel met de schade of de opeisbaarheid van de boete als de daarvoor aansprakelijke persoon bekend is geworden (artikel 3:310 BW); en
  • Een rechtsvordering tot ontbinding van een overeenkomst op grond van een tekortkoming in de nakoming daarvan of tot herstel van een tekortkoming. De termijn hiervoor gaat in na de dag waarop de schuldeiser kennis heeft gekregen van het verzuim.

Rechtsvorderingen die een een verjaringstermijn van drie jaren hebben:

  • In geval van onbekwaamheid: de termijn eindigt drie jaren nadat de onbekwaamheid is geëindigd. Of, indien de onbekwame een wettelijke vertegenwoordiger heeft, drie jaren nadat de handeling ter kennis van de wettelijke vertegenwoordiger is gekomen (artikel 3:52 lid 1 sub a BW);
  • In geval van bedreiging of misbruik van omstandigheden: de termijn eindigt drie jaren nadat deze invloed heeft opgehouden te werken (artikel 3:52 lid 1 sub b BW);
  • In geval van bedrog, dwaling of benadeling: de termijn eindigt drie jaren nadat het bedrog, de dwaling of de benadeling is ontdekt (artikel 3:52 lid 1 sub c BW); en
  • In geval van een andere vernietigingsgrond: de termijn eindigt drie jaren nadat de bevoegdheid om deze vernietigingsgrond in te roepen, aan degene aan wie deze bevoegdheid toekomt, ten dienste is komen te staan (artikel 3:52 lid 1 sub d BW).

Aandachtspunten

Een aandachtspunt bij de verjaring is het moment dat de termijn begint te lopen. Wanneer het gaat om een rechtsvordering tot nakoming van een verplichting uit een overeenkomst is bijvoorbeeld belangrijk wanneer de vordering opeisbaar is geworden. De verjaringstermijn kan in dat geval namelijk niet eerder beginnen te lopen dan wanneer de vordering opeisbaar is geworden. Zo start de verjaringstermijn in het geval van een vordering op grond van een ongerechtvaardigde verrijking pas op het moment dat de schuldeiser bekend is geworden met het bestaan van zijn vordering en de ontvanger van het geld.

Wanneer het gaat om betaling van schade zal de verjaringstermijn niet beginnen vanaf het moment dat de schade is geleden. Ook moet de daarvoor aansprakelijke persoon bekend zijn. Wanneer de verjaringstermijn begint met lopen verschilt dus nogal als u kijkt naar de verschillende grondslagen. Zodoende kan de verjaring ook na een aantal maanden of jaren beginnen te lopen. Dit kan echter wel alleen binnen de kaders van de redelijkheid en billijkheid.

Tegen verjaring kunt u actie ondernemen, deze verjaring kan namelijk gestuit worden. Dit houdt in dat de verjaringstermijn stopt en opnieuw gaat lopen vanaf het moment van stuiting.

Er zijn verschillende manieren om de verjaring te stuiten:

  • Het instellen van een eis of een andere daad van rechtsvervolging aan de zijde van de gerechtigde (artikel 3:316 BW);
  • Een schriftelijke aanmaning of een schriftelijke mededeling aan de schuldenaar waarin de schuldeiser zich ondubbelzinnig zijn recht tot nakoming voorbehoudt bij rechtsvordering tot nakoming van een verbintenis wordt gestuit door een (artikel 3:317 BW); en
  • Erkenning van het recht tot welks bescherming een rechtsvordering dient (artikel 3:318 BW).

De verjaring kan meermaals stuiten zolang het binnen de kaders van de redelijkheid en billijkheid geschiedt. Er kan dus niet oneindig lang gestuit worden, zonder dat hier een redelijke grond voor is. Om de verjaringstermijn te stuiten is het enorm van belang dat dit ondubbelzinnig en duidelijk geschiedt. Er moet te allen tijde onduidelijkheid over de stuiting voor de wederpartij voorkomen worden. Daarmee is de verjaringstermijn nooit gestuit.

Conclusie

De verjaringstermijn dient de rechtszekerheid. Wanneer rechtsvorderingen niet verjaren, zouden partijen ‘verrast’ kunnen worden met een vordering die bijvoorbeeld al vijftig jaar oud is. Door de verjaring van rechtsvorderingen hoeft niemand na verloop van tijd rekening te houden met het mogelijk ‘opduiken’ van een vordering na bijvoorbeeld vijftig jaar. Nog steeds is echter wel belangrijk wanneer de termijn begint te lopen. Als de termijn pas na drie jaar begint te lopen, zal de verjaringstermijn niet zonder meer ingekort worden. Ook is de stuiting zeer belangrijk. Wanneer de verjaringstermijn niet stuit door de rechthebbende, zal deze na het verlopen van de verjaringstermijn zijn recht verliezen. Het is dus zaak dat u altijd rekening houdt met het vraagstuk van de verjaring.

Vragen?

Heeft u vragen? Contact dan een van onze advocaten via de mail, telefonisch of vul het contactformulier in voor een vrijblijvend eerste gesprek. Wij denken graag met u mee.

Artikelen door Marcel Fruytier

Stuur ons een bericht

Voor verdere vragen kunt u het formulier hieronder gebruiken. Wij nemen dan zo spoedig mogelijk contact met u op.