Het verrekenen van meerkosten in de bouwsector als gevolg van het coronavirus
De gevolgen van het coronavirus uitten zich ook in financiële problemen. Dit geldt ook voor de bouwsector. Het is daarom goed om stil te staan bij de mogelijkheid omtrent de verrekening van meerkosten voor een aannemer. Middels een aannemingsovereenkomst hebben partijen zich verbonden tot het leveren van prestaties. Het is daarom van belang om te bepalen of er sprake is van voorlopig uitblijvende prestatie of dat de prestatie blijvend wordt verhinderd wegens corona.
In de situatie waarin het coronavirus de grondslag van de vertraging is, zal er een zekere mate van onzekerheid en onvoorspelbaarheid blijven bestaan, dit ligt immers in de aard van het virus. Het is daarom van belang dat de partijen zich inzetten om tot een oplossing te komen waarbij het uitblijven van prestaties zoveel mogelijk wordt beperkt. De meest voor de hand liggende oplossingen zijn het project langer laten voortduren, en/of het maken van meer kosten, in beide gevallen resulteert dit redelijkerwijs in een kostenstijging.
De UAV 2012 en de wet
Uniforme Administratieve Voorwaarden voor de uitvoering van werken en van technische installatiewerken 2012, ook wel de ‘UAV 2012’ genoemd, zijn veelal van toepassing op de Nederlandse bouwsector. De UAV 2012 voorziet de opdrachtgever en opdrachtnemer van basisregels omtrent de samenwerking. De UAV 2012 is niet standaard van toepassing, maar dient van toepassing te worden verklaard door partijen in de aannemingsovereenkomst of het contract.
Het is daarom van belang om te bekijken welke afspraken zijn gemaakt en wanneer deze afspraken overeengekomen zijn. Zo ziet de situatie er anders uit wanneer partijen tot overeenstemming zijn gekomen voor het Coronavirus, dan wanneer de overeenstemming is bereikt tijdens het coronavirus.
Verlenging van de uitvoeringstermijn
De basisregel is dat een aannemer in gebreke is voor zover de oplevering vertraging ondervindt. Tevens is bepaald dat de opdrachtgever een korting kan eisen op de aanneemsom, mits het project vertraagd is (Paragraaf 42 lid 1 UAV 2012). Dit is echter niet altijd het geval, in geval van ‘overmacht’ kan er geen korting worden geëist door de opdrachtgever (Paragraaf 42 lid 3 UAV 2012).
Met overmacht (Art. 6:75 BW) bedoelt de wetgever dat er sprake is van een tekortkoming (Art. 6:74 BW) die de schuldenaar niet kan worden aangerekend, omdat de tekortkoming niet de schuld is van de schuldenaar en dit redelijkerwijs niet aan de schuldenaar valt toe te rekenen volgens de wet of in de maatschappij geldende opvattingen.
Wanneer een aannemer vermoedt dat het Coronavirus voor vertraging zal zorgen, kan hij verlenging van de uitvoeringstermijn verzoeken aan de opdrachtgever (Paragraaf 8 lid 4 UAV 2012). Daarnaast is het zo dat een aannemer recht heeft op de verlenging van de uitvoeringstermijn wanneer er sprake is van overmacht omtrent de oorzaak van de vertraging (Paragraaf 8 lid 5 UAV 2012). Een dergelijke verlenging dient echter wel ten minste veertien dagen voor het einde van de gestelde uitvoeringstermijn schriftelijk worden verzocht aan de opdrachtgever.
Kort samengevat: de opdrachtgever moet een verzoek (van de aannemer) tot verlenging van de uitvoeringstermijn honoreren, mits er sprake is van:
- vertraging als direct gevolg van een situatie, waarbij er sprake is van overmacht voor de aannemer;
- de aannemer een schriftelijk verzoek tot uitstel heeft ingediend;
- het verzoek van de aannemer ten minste veertien dagen voor het einde van de uitvoeringstermijn is gedaan.
Het stijgen van de kosten
In het beginsel draagt de aannemer het risico van prijsstijgingen omtrent de personeelskosten en de aanschaf van materiaal. Dit houdt echter niet in dat de aannemer per definitie nooit aanspraak kan maken op een bijbetaling van de opdrachtgever.
Wanneer er sprake is van omstandigheden waardoor de kosten stijgen kan de aannemer op grond hiervan het recht hebben op bijbetaling van de opdrachtgever (Paragraaf 47 lid 1 UAV 2012 en art. 7:753 BW). Er dient echter wel te zijn voldaan aan een aantal criteria, namelijk:
- er moet sprake te zijn van een aanzienlijke stijging in de personeels- en/of materiaalkosten;
- de kostenstijging is niet toerekenbaar aan de aannemer en de aannemer had de kosten redelijkerwijs niet kunnen voorzien;
- de kostenstijging is ontstaan na het sluiten van het contract.
Een voorbeeldsituatie waarin de kostenstijging niet toerekenbaar is aan de aannemer is wanneer een deel van het personeel ziek is of in quarantaine moet vanwege het coronavirus, waardoor het project langer duurt of de aannemer extra personeel moet inzetten/inhuren. Een ander voorbeeld is wanneer de aannemer langer moet wachten op de levering van materialen, omdat de leverancier is getroffen door het coronavirus.
Let wel op, het bovengenoemde kan worden uitgesloten in een aannemingsovereenkomst! Indien het bovengenoemde is uitgesloten bestaat er nog een andere mogelijkheid: de aannemer kan een bijbetaling van de opdrachtgever (wegens het stijgen van de kosten) verzoeken op grond van ‘onvoorziene omstandigheden’ (Art. 6:258 BW).
Kort samengevat: de aannemer kan aanspraak maken op een bijbetaling van de aanneemsom wanneer er sprake is van een onvoorzienbare en aanzienlijke stijging in de personeels- en/of materiaalkosten voor de aannemer en deze stijging is ontstaan na het sluiten van het contract met de opdrachtgever.
Heeft u te maken met een dergelijke situatie? Neem dan contact op met een van onze advocaten, gespecialiseerd in het bouwrecht, voor een vrijblijvende kennismaking.