Wet VBAR en handhaving schijnzelfstandigheid
De NOS heeft aangekondigd per 1 juli 2025 te stoppen met de huidige freelancecontracten. Deze drastische maatregel is het gevolg van de opheffing van het handhavingsmoratorium van de Belastingdienst per 1 januari 2025. De Belastingdienst is druk bezig met het afleggen van bedrijfsbezoeken en doet waar nodig boekenonderzoek bij bedrijven die veel met zelfstandigen werken waarbij onder meer de zorgsector standaard verdacht wordt. Dit is onderdeel van het voorbereidingsplan en moet werkenden alvast bijsturen waar nodig. De Belastingdienst zegt in principe aan te willen sluiten bij de nieuwe zzp-wet omschijnzelfstandigheid aan te pakken. De Belastingdienst loopt op de wet vooruit.
Wet VBAR
In oktober 2023 heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een concept wetsvoorstel ter internetconsultatie voorgelegd. Deze wet heet ‘Verduidelijking beoordeling arbeidsrelaties en rechtsvermoeden’. Wet VBAR afgekort. De VBAR kan worden gezien als verlengstuk van de Wet DBA uit 2016. Er is veel kritiek op het wetsvoorstel gegeven. Naar aanleiding daarvan heeft de minister laten weten dat de publicatie van de VBAR in 2025 niet haalbaar is. Wellicht in 2026 maar dat is nog niet duidelijk. De Belastingdienst is echter wel van plan per 1 januari 2025 te gaan handhaven. Ook al zullen er waarschijnlijk wijzigingen in het wetsvoorstel worden aangebracht, de inhoud ervan wordt door de Belastingdienst al meegenomen in de handhaving. Daarom zal ik de inhoud ervan bespreken.
Inhoud van de wet
Zoals de wet al zegt wenst de regering te verduidelijken wanneer een werkende in dienst is van een werkgever en wanneer het om zelfstandigheid gaat. Dat wordt beoogd via het invoeren van een rechtsvermoeden voor het bestaan van een arbeidsovereenkomst gekoppeld aan een uurtariefgrens. De wet beoogt daarnaast het begrip ‘in dienst van’ te duiden op basis van de jurisprudentie die de afgelopen jaren over dit onderwerp is ontstaan.
De holistische toets
Uit de wet volgt op dit moment de volgende definitie van arbeidsovereenkomst: ‘De arbeidsovereenkomst is de overeenkomst waarbij de ene partij, de werknemer, zich verbindt in dienst van de andere partij, de werkgever, tegen loon gedurende zekere tijd arbeid te verrichten.’ (artikel 7:610 BW). Aan de hand daarvan past de rechter de zogenaamde ‘holistische toets’ toe waarbij alle omstandigheden van het geval in beschouwing worden genomen.
Gezagscriterium
Vooral het criterium -in dienst van-, ook wel het gezagscriterium genoemd, heeft door recente jurisprudentie invulling gekregen. Het wetsvoorstel doet een poging gezag duidelijk te maken door een combinatie van de volgende factoren te wegen:
- werkinhoudelijke aansturing door de werkgever;
- organisatorisch inbedding van arbeid en werknemer;
- werk voor eigen rekening en risico.
Als A + B samen met C in evenwicht zijn dan is er een extra toets genoemd C+:
C+. de wijze waarop de werkende zich gedraagt in het economische verkeer.
In de memorie van toelichting worden dit verder uitgewerkt in de volgende punten.
Werkinhoudelijke aansturing
Voor de werkinhoudelijke aansturing worden twee indicaties gegeven:
- De werkgevende is bevoegd om aanwijzingen en instructies te geven over de wijze waarop de werkende de werkzaamheden moet uitvoeren en de werkende moet deze ook opvolgen.
- De werkgevende heeft de mogelijkheid om de werkzaamheden van de werkende te controleren en is bevoegd om op basis daarvan in te grijpen.
Organisatorische inbedding
Voor wat betreft organisatorische inbedding zijn de volgende indicatoren opgesteld:
- De werkzaamheden worden verricht binnen het organisatorisch kader van de organisatie van de werkgevende.
- De werkzaamheden behoren tot de kernactiviteit van de organisatie.
- De werkzaamheden hebben een structureel karakter binnen de organisatie.
- Werkzaamheden worden zij-aan-zij verricht met werknemers die soortgelijke werkzaamheden verrichten.
Eigen rekening en risico
Eigen rekening en risico wordt aan de hand van onderstaande punten gewogen:
- De financiële risico’s en resultaten van de werkzaamheden liggen bij de werkende.
- Bij het verrichten van de werkzaamheden is de werkende zelf verantwoordelijk voor gereedschap, hulpmiddelen en materialen.
- De werkende is in het bezit van een specifieke opleiding, werkervaring, kennis of vaardigheden, die in de organisatie van de werkgevende niet structureel aanwezig is.
- De werkende treedt tijdens de werkzaamheden zelfstandig naar buiten.
- Er is sprake van een korte duur van de opdracht en/of een beperkt aantal uren per week.
Ondernemerschap
De wijze waarop de werkende zich gewoonlijk in het economisch verkeer gedraag hangt bijvoorbeeld af van het aantal opdrachtgevers, hoeveel tijd de werkende besteedt aan acquisitie en de opbouw van zijn reputatie. Ook wel extern ondernemerschap genoemd.
Rechtsvermoeden
Verder wordt er een tariefgrens ingesteld. Als iemand gelijk of minder verdiend dan € 33 euro per uur, dan wordt een arbeidsovereenkomst vermoed. Het bedrag is gebaseerd op een vermenigvuldigingsfactor van het minimumloon. Er is daarentegen geen rechtsvermoeden van zelfstandigheid als de werkende boven dit uurtarief werkt. Het rechtsvermoeden kan worden ingeroepen door de werkende. Er is dan niet automatisch een arbeidsovereenkomst maar de werkende kan zich er op beroepen en de werkgevende mag het weerleggen. Dit vermoeden werkt niet door naar het UWV, de Belastingdienst of de Arbeidsinspectie.
Kritiek
Er is veel kritiek geuit op het wetsvoorstel. Het is nog steeds te ingewikkeld. Zorginstellingen vrezen dat 55% van hun personeel vertrekt omdat het praktisch onmogelijk wordt om langere tijd met zzp-ers te werken. Juristen zijn huiverig voor het loslaten van de holistische toets en zijn van mening dat de wetswijziging vooral een handig hulpmiddel is voor handhavers, maar niet zozeer voor de werkenden zelf. Fiscalisten vinden dat de wijze waarop het wetsvoorstel is opgesteld te veel focust op wanneer iemand een werknemer is terwijl volgens hen de start ligt bij het definiëren van ondernemerschap.
Aanpassingen
Naar aanleiding van de vele reacties is het toetsingskader verbeterd zegt de minister. Het concept wetsvoorstel is nog niet openbaar maar de overheid geeft alvast weg dat de term “kernactiviteiten” vervalt als indicatie. Of dit werkelijk tegemoet komt aan de kritiek, is niet zeker.
Zelfstandigentoets
Fiscaal jurist Hans Baaij is daarom een ‘zelfstandigheidstoets’ aan het ontwikkelen. Het is een model dat aan de hand van objectieve factoren kan vaststellen of iemand zich ondernemer mag noemen. Hieruit vloeit dan voort of er loonheffing moet worden ingehouden. Het is een soort stoplichtsysteem met drie kleuren, rood, groen en oranje: de twijfelcategorie waarbij aanvullend getoetst zal moeten worden. Je zou het kunnen zien als een minder fraudegevoelig vervanging van de VAR-verklaring.
Eigen voorbereiding
Je kan als werkgever wel al voorbereidingen treffen op de handhaving door de Belastingdienst. Door een overzicht te maken van het huidige zzp bestand. Breng dit in kaart en denk na over hoe partijen willen samenwerken. Beoordeel je contracten. Kloppen die met hoe er in de praktijk wordt gewerkt? Kijk niet alleen naar wat er op papier is afgesproken maar toets het functioneren vast aan de nieuwe maatstaven zoals in dit artikel genoemd.
Voor de liefhebbers hier een link naar de Memorie van Toelichting bij de Wet VBAR, hierin worden de begrippen met voorbeelden toegelicht. Een ander handig hulpmiddel is het Handboek Loonheffingen 2024 dat je hier kunt downloaden. Zo kun je de risico’s in kaart brengen en beoordelen of je wellicht op een andere wijze met elkaar dient te werken.
Vragen?
Heeft u vragen over dit onderwerp? Neem dan gerust contact op met een van onze arbeidsrechtspecialisten. Contact dan een van onze advocaten via de mail, telefonisch of vul het contactformulier in voor een vrijblijvend eerste gesprek. Wij denken graag met u mee.