Auteursrecht op software
De juridische bescherming van software wordt geregeld in de Auteurswet (Aw). Het auteursrecht stelt de maker van een computerprogramma in staat zijn werk te exploiteren. Met behulp van zijn auteursrecht kan de maker onder andere voorwaarden stellen aan het gebruik van zijn werk.
Auteursrechtelijke bescherming op software wordt automatisch verkregen wanneer het schrijven van het programma is voltooid. Toch is het verstandig om vast te leggen dat men de auteursrechthebbende is, bijvoorbeeld wanneer de software niet bestemd is voor een breder publiek. Door de notaris kan een kopie voor true copy worden gelegaliseerd, waardoor kan worden aangetoond dat het werk vanaf een bepaalde datum beschermd is.
Auteursrecht
De Auteurswet regelt de bescherming van zogenaamde ‘werken’. Uit de wet blijkt dat ook computerprogramma’s onder dat begrip moeten worden geschaard. Niet elk werk – en dus ook niet elk computerprogramma – verdient echter bescherming op grond van de Auteurswet. Voor het ontstaan van auteursrecht is vereist dat het werk ‘een eigen oorspronkelijk karakter bezit en het persoonlijk stempel van de maker draagt’. Dit betekent dat er sprake moet zijn van enige mate van creativiteit. Een computerprogramma wordt auteursrechtelijk beschermd voor zover het de concrete uitdrukkingsvorm ervan en het voorbereidende materiaal betreft. Onder dit laatste vallen bijvoorbeeld het functionele en technische ontwerp van het programma. De ideeën en beginselen die aan de software ten grondslag liggen worden niet beschermd. De bepalingen omtrent de bescherming zijn het resultaat van Europese regelgeving. Dit betekent onder andere dat het Europese Hof van Justitie de hoogste uitlegger van de bepalingen is.
Auteursrechthebbende
Als uitgangspunt geldt, dat degene die een computerprogramma maakt, het auteursrecht daarop heeft (artikel 1 Aw). In artikel 4 Aw heeft de wetgever hiervoor een bewijsregel neergelegd. Degene wiens naam, logo of merk (een copyright notificatie alleen is niet voldoende, uiteraard wel verstandig) op de software als maker staat vermeld, wordt geacht rechthebbende te zijn. Bij computerprogrammatuur worden echter vaak verschillende componenten bij elkaar gebracht. Het programma dat het resultaat is van een dergelijke samenstelling wordt vaak door een derde uitgegeven en niet door de individuele makers van de afzonderlijke componenten. In dat geval wordt als maker van het computerprogramma aangemerkt degene onder wiens leiding en toezicht het gehele werk tot stand is gebracht of degene die de verschillende componenten heeft verzameld (artikel 5 Aw).
De meeste computerprogramma’s worden echter in dienstverband geschreven. Programmeurs schrijven de meeste software in de tijd dat zij voor hun werkgever aan het werk zijn. Het auteursrecht heeft hiervoor de figuur van het fictieve makerschap in het leven geroepen. Dit wil zeggen dat de werkgever wordt geacht rechthebbende te zijn vanaf het moment dat het werk is ontstaan (artikel 7 Aw). Het is niet nodig dat de werknemers daadwerkelijk het auteursrecht overdragen aan de werkgever. Wel moet er sprake zijn van een gezagsverhouding in arbeidsrechtelijke zin (deze ontbreekt bijvoorbeeld onder andere bij het werken met freelancers en stagiairs). Ook moet het vervaardigen van computerprogrammatuur binnen de taken van de werknemer vallen. Het is dus belangrijk om bij het contracteren met freelancers af te spreken dat het auteursrecht op het werk dat ze maken bij de opdrachtgever komt te berusten.
Artikel 8 Aw bepaalt ten slotte dat een rechtspersoon als maker van een computerprogramma wordt aangemerkt, indien zij het programma als van haar afkomstig openbaar maakt, zonder een andere naam als maker te vermelden. Hiervan wordt alleen afgeweken indien de werkelijke maker kan bewijzen dat het computerprogramma onrechtmatig openbaar is gemaakt.
Exclusieve rechten en uitzonderingen
De auteursrechthebbende heeft het uitsluitende recht om zijn werk openbaar te maken en te verveelvoudigen (artikel 12 en 13 Aw). Van verveelvoudigen is sprake indien meerdere exemplaren (kopieën) van het programma worden gemaakt. Hierbij is niet relevant of de exemplaren van permanente of tijdelijke aard zijn. Ook bijvoorbeeld het laden van het programma in het werkgeheugen van de computer levert namelijk een auteursrechtelijke verveelvoudiging op. Onder het openbaar maken van de software valt onder meer het op de markt brengen ervan of de publicatie ervan op internet. Criterium is of de programmatuur beschikbaar wordt voor het publiek. Belangrijk is dat ook de openbaarmaking van een verveelvoudiging (bijvoorbeeld het vermarkten van een kopie) onder het openbaarmakingsbegrip is geschaard.
Er is in de Auteurswet een aantal bepalingen neergelegd dat de exclusieve rechten van een auteursrechthebbende beperkt. Gedacht kan worden aan het citaatrecht of het recht om een werk te gebruiken voor wetenschappelijk onderzoek. Naast dergelijke algemene restricties zijn er ook bepalingen die specifiek de rechten van de maker van een computerprogramma beperken. Deze zijn neergelegd in artikel 45j tot en met 45m Aw. Deze uitzonderingen op de exclusieve rechten van de maker zijn te omschrijven als minimumrechten van de gebruiker. Zij zijn dwingendrechtelijk van aard en mogen daarom niet opzij worden gezet door contractuele bepalingen.
Minimumrechten van de gebruiker
Als rechtmatige gebruiker van een computerprogramma zijn rechten toegekend die soms verder gaan dan men op het eerste gezicht zou denken.
Zo staat artikel 45j Aw de rechtmatige gebruiker toe een computerprogramma te verveelvoudigen indien en voor zover dit noodzakelijk is voor het beoogd gebruik van het programma. Hieronder valt onder andere het laden of in beeld brengen van het programma. Ook het verbeteren van fouten, vertalingen en verbeteringen die overeenkomen met een updateversie vallen binnen de reikwijdte van dit artikel. De rechtmatige gebruiker heeft dus, onafhankelijk van de maker, het recht om onvolkomenheden in de software te verbeteren. De maker is echter niet verplicht hiertoe de broncode en technische documentatie van het computerprogramma ter beschikking van de verkrijger te stellen. Daarnaast is het verdedigbaar dat aanpassingen die door de maker opzettelijk afgeschermde functionaliteit ontsluiten ook niet onder de in dit artikel toegestane handelingen vallen.
In artikel 45k Aw staat het recht omschreven dat de gebruiker een reservekopie van het computerprogramma mag maken voor zover dit noodzakelijk is voor het beoogde gebruik. De omstandigheden van het geval bepalen de omvang van dit recht. Het artikel geeft bijvoorbeeld geen limiet voor het aantal kopieën dat gemaakt mag worden. Denkbaar is dat het maken van een reservekopie noodzakelijk is voor verantwoorde installatie- en testwerkzaamheden, voor het voldoen aan wettelijke bewaarplichten en/of voor storingsonderzoek. Het maken van reservekopieën kan niet bij overeenkomst worden uitgesloten.
Artikel 45l Aw bepaalt dat het is toegestaan computerprogrammatuur te bestuderen en te testen om op deze wijze de daaraan ten grondslag liggende ideeën te achterhalen. Dit moet wel gebeuren tijdens het normale gebruik van het programma zoals bedoeld in art. 45i Aw. Het staat een gebruiker vrij gebruik te maken van hulpmiddelen (zoals elektronische test- en controletechnieken).
In het verlengde hiervan is in artikel 45m Aw bepaald dat decompilatie van een computerprogramma (reverse engineering) is toegestaan, mits dit plaatsvindt onder de strenge voorwaarden die in deze bepaling zijn opgenomen. Door decompilatie wordt de machinetaal van een computerprogramma omgezet in een hogere programmeertaal. Deze taal (broncode) is begrijpelijk voor deskundigen waardoor de structuur van een computerprogramma achterhaald kan worden. De voorwaarden waaronder decompilatie mag plaatsvinden zijn de volgende.
1. De handelingen moeten onmisbaar zijn om informatie te verkrijgen die nodig is om de interoperabiliteit van een onafhankelijk vervaardigd computerprogramma met andere computerprogramma’s tot stand te brengen;
2. decompilatie mag slechts door de rechtmatige verkrijger van een computerprogramma worden verricht;
3. de gegevens die noodzakelijk zijn om de interoperabiliteit tot stand te brengen mogen niet reeds via een andere weg snel en gemakkelijk beschikbaar zijn;
4. decompilatie dient beperkt te blijven tot die onderdelen van het oorspronkelijke computerprogramma die voor het tot stand brengen van de interoperabiliteit noodzakelijk zijn.
Van de informatie die men verkregen heeft door middel van decompilatie mag geen misbruik gemaakt worden. De informatie mag alleen worden gebruikt voor het tot stand brengen van interoperabiliteit, niet aan derden worden meegedeeld en niet leiden tot de ontwikkeling van een niet nieuw, oorspronkelijk computerprogramma. Ook mag de informatie nadrukkelijk niet worden gebruikt voor het anderszins verrichten van handelingen waarmee een auteursrechtinbreuk wordt gepleegd.
Bescherming van software met het behulp van een octrooirecht?
Hoewel computerprogramma’s als zodanig volgens de regelgeving niet als een octrooieerbare uitvinding mogen worden beschouwd wordt aan de maker van een computerprogramma soms een octrooirecht verleend. Zulks kan plaatsvinden wanneer met de software een nieuw en inventief technisch effect wordt gecreëerd. De software moet dus bijdragen aan de voortschrijding van de stand van de techniek. Het spreekt vanzelf dat hier lang niet in alle gevallen sprake van zal zijn.
Meer weten over dit onderwerp, auteursrecht of intellectueel eigendom neem dan contact op met onze specialist