De verklaring van de partijgetuige in het nieuwe bewijsrecht
Tijdens de komende jaarwisseling staan ons niet alleen oliebollen en vuurwerk te wachten, maar ook belangrijke wijzigingen in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Vanaf dat moment treedt namelijk de Wet vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht in werking. Deze wet heeft als doel om civiele procedures efficiënter en effectiever te maken. Dit betekent dat er nieuwe bepalingen worden toegevoegd aan het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv), terwijl er ook bepalingen worden verwijderd. De komende tijd zullen wij meer ingaan op de belangrijkste wijzigingen. In dit artikel ga ik specifiek in op de wijziging rondom de partijgetuige, dat is neergelegd in artikel 164 Rv.
Wat is een partijgetuige?
Een partij kan niet alleen als partij worden gehoord, maar ook als getuige. Er is dan sprake van de zogenaamde partijgetuige. Op grond van artikel 164 lid 2 Rv heeft de verklaring van een partijgetuige in beginsel beperkte bewijskracht als deze partijgetuige een getuigenverklaring aflegt over feiten die zij moet bewijzen (zij draagt het bewijsrisico voor deze feiten). Een verklaring van een partijgetuige over feiten waarvoor zij het bewijsrisico draagt kan namelijk geen bewijs opleveren in haar voordeel. Dit is een verschil ten opzichte van de normale getuigenverklaring, die in beginsel vrije bewijskracht heeft. De beoordeling en waardering van deze normale getuigenverklaring wordt aan het vrije oordeel van de rechter overgelaten.
De partijgetuige in het huidige Recht
Een verklaring van een partijgetuige over feiten waarvoor zij het bewijsrisico draagt kan dus geen bewijs opleveren in het voordeel van deze partijgetuige. Hierop is slechts één uitzondering. Als de verklaring strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs, kan de verklaring wèl bewijs opleveren in het voordeel van deze partijgetuige. Dit aanvullende bewijs moet zowel essentiële als sterkte punten omvatten om de verklaring van de partijgetuige geloofwaardig te maken.
In de praktijk is de bewijskracht van de verklaring van de partijgetuige over feiten waarvoor zij het bewijsrisico draagt dan ook beperkt. In zaken waar er simpelweg geen aanvullend bewijs is heeft die partij dan ook een groot bewijsprobleem.
Om de bepaling te omzeilen worden verklaringen van de partijgetuige schriftelijk ingebracht in het geding. Op die manier is de beperking op de bewijskracht van artikel 162 lid 2 Rv niet van toepassing. De beoordeling en waardering van deze slechts getuigenverklaring is ook weer aan het vrije oordeel van de rechter overgelaten. Dat de verklaring slechts schriftelijk is en afkomstig van een partij in de procedure, weegt dan vaak zwaar.
Het nieuwe bewijsrecht
Er was dan ook al geruime tijd kritiek op de bepaling. Bovendien was er kritiek op de beperking in de rechterlijke vrijheid van de beoordeling en waardering van dit bewijsmateriaal. Daarom verdwijnt deze bepaling per 1 januari 2025. Vanaf dat moment is het volledig aan de rechter om de verklaring van een partijgetuige over feiten waarvoor zij het bewijsrisico draagt te beoordelen en te waarderen. De rechter mag op grond van de verklaring van een partijgetuige een feit in het voordeel van die partij bewezen achten.
Hoe deze nieuwe regels in de praktijk uitpakken blijft vooralsnog onduidelijk. We verwachten meer duidelijkheid zodra de eerste zittingen hebben plaatsgevonden. Bij belangrijke ontwikkelingen zullen wij u uiteraard op de hoogte brengen.
Advies
Dit is slechts één van de wijzigingen uit de Wet vereenvoudiging en modernisering van het bewijsrecht. Heeft u een vraag over deze wijziging, en wat dit voor u betekent? Of heeft u wellicht een andere vraag over deze nieuwe wet? Onze gespecialiseerde advocaten staan u graag te woord. U kunt een van onze advocaten contacten via de mail, telefonisch of vul het contactformulier in voor een vrijblijvend eerste gesprek. Wij denken graag met u mee.