Advies aan HR: huurprijswijzigingsbedingen toch niet oneerlijk

We schreven al eerder dat er door de rechtbanken aan de Hoge Raad prejudiciële vragen waren gesteld omtrent de oneerlijkheid van huurprijswijzigingsbedingen, nadat door diverse kantonrechters was geconcludeerd dat sommige huurverhogingen in de vrije sector ten onrechte waren doorgevoerd.

Als de Hoge Raad het oordeel van die kantonrechters deelt, blijkt uit onderzoek dat verhuurders mogelijk miljarden moeten terugbetalen.

De gestelde vragen aan de Hoge Raad moeten leiden tot een oordeel over de (on)eerlijkheid van huurprijswijzigingsbedingen die een jaarlijkse huurverhoging koppelen aan de (CPI) inflatie met daarbovenop een aanvullende opslag van een x-aantal procent. Die (on)eerlijkheid moet worden getoetst aan de Richtlijn oneerlijke bedingen.

Nu gloort er voor de verhuurders licht aan de horizon. Wat is namelijk het geval? Medio juli 2024 heeft de adviseur van de Hoge Raad, in dit geval plaatsvervangend procureur-generaal Wissink, geconcludeerd dat een dergelijk huurprijswijzigingsbeding voor de toetsing van de (on)eerlijkheid moet worden gesplitst. Enerzijds is er het inflatiebeding en anderzijds het vaste opslagbeding. Wissink neemt als algemeen uitgangspunt dat verhuurders in de vrije sector een gerechtvaardigd belang hebben bij het kunnen verhogen van de huurprijs. Wissink laat zich over een aantal elementen van het beding kritisch uit, maar komt uiteindelijk tot de conclusie dat een opslagbeding van maximaal 3% bovenop de indexering conform CPI over het algemeen niet oneerlijk is.

Vaak volgt de Hoge Raad het advies op. Het is nu wachten op haar definitieve oordeel.

Advies

Heeft u vragen over bovengenoemde ontwikkelingen of heeft u andere juridische vragen over huurrecht? Onze gespecialiseerde advocaten staan u graag te woord.
Contact een van onze advocaten via de mail, telefonisch of vul het contactformulier in voor een vrijblijvend eerste gesprek. Wij denken graag met u mee.